Orfee

Quadrofolia waagt zich samen met Triene Wup, het toneelgezelschap uit Sente, aan een heuse muziektheaterproductie. Uit de lucht kwam het niet meteen gevallen. We kennen mekaar al een hele tijd en dan wil je wel eens iets samen doen. Iets avontuurlijks: Orfee, de parel uit de zee. Als dolende zielen waarden de Quadrofolianen rond in een duistere onderwereld, benieuwd of Orfee zijn liefje Euridice weer mee mocht nemen naar de bovenwereld. En of het leuk was? Leest u zelf maar.

Met een koor meewerken aan een toneelproductie : blijkbaar had de regisseur ‘iets’ in zijn hoofd, maar of het ook uit te voeren was, dat was de hamvraag.
Wij waren verdeeld enthousiast en de dirigent krabde even in zijn weinige haar. Een koor is gewoon van op een vaste plaats, met een partituur in de hand en een dirigent voor hun neus hun zangprestaties naar voor te brengen. Nu werd van ons verwacht om door elkaar, zonder partituur en een onzichtbare dirigent te zingen!
Alles kwam een beetje moeilijk uit de startblokken en wie ervaring heeft met toneel weet dat een repetitie veel wachten betekent. Het was ook moeilijk voor de regisseur om zo’n grote bende te coachen en te blijven motiveren. Hij had het geheel in zijn hoofd maar voor ons waren het nog losse flarden.
Maar toen er kostuums aan te pas kwamen (en die waren prachtig!) kon iedereen zich al een beetje meer inleven in zijn rol. In het mooie decor voelden we ons meteen dolend. De leden van Triene Wup namen ons heel enthousiast mee in dit avontuur, waardoor iedereen er heel graag wilde bij zijn. Het schminken, opwarmen, de spanning die wordt opgebouwd, de reacties van het publiek en daarna de ontlading na de voorstelling : het werkt verslavend.
We zijn allemaal blij dat we de kans kregen om dit mee te maken en het heeft onze verbondenheid als koor alleen maar versterkt. Dank jullie wel Triene Wup !

Fien

Toen ons programma voor 2011 werd voorgesteld en ik van de medewerking van ons koor aan de toneelproductie “Orfee”hoorde, kon ik me niet onmiddellijk voorstellen wat dit zou inhouden.Ik dacht aan een statische (verborgen?)opstelling en mooie melodische liederen, zoals je in een opera hoort. Met mijn klassieke zangopleiding en mijn interesse voor Griekse mythologie dacht ik in eerste instantie in die richting. Voor een stuk had ik gelijk, gezien we die prachtige aria “Che faro” van Gluck in koorbewerking mochten zingen. Maar daar hield de vergelijking op.Voor de rest van de liederen wou ik liefst meteen passen. Die waren voor mijn broze stem te laag geschreven en ik vond er geen melodische lijn in. Het later bijgevoegde “Hallellujah” compenseerde enigszins wat ik miste. Laaiend enthousiast was ik dus niet.Maar, onze dirigent had onze medewerking beloofd en als trouw koorlid zou ik braaf meelopen met de bende en doen wat van me gevraagd werd, hopend dat Pasen gauw zou komen en we weer ons gewone koorrepertoire konden aansnijden.Vanaf eind maart zetten we aarzelend onze eerste passen op de scène. Het lied van Persephone was voor mij de dooddoener. Ik kreeg dat lied niet door mijn strot geperst en ik vervloekte het als de pest!Mijn collega’s sopranen hadden er ook moeite mee en we stelden voor dat de alten de hoofdmelodie voor hun part zouden nemen. Dit lag beter in hun stembereik. In het begin stonden we er een beetje onwennig bij. Als dolende zielen hadden we niet direct een acterende functie. Maar bij iedere repetitie wist de regisseur wat meer hooi op onze vork te leggen, zodat we ons meer en meer in het stuk opgenomen voelden. En…ik herkende op de duur mezelf niet meer, niet dat we zo overdadig geschminkt werden!  O neen, het wonder voltrok zich ergens binnen in me. Ik werd aangestoken door het enthousiasme van de andere koorleden en van de acteurs en ik zong óók het lied van Persephone met de nodige haat en wraakzucht in mijn stem…en met het timbre van een alt! Nadien kon ik des te meer schitteren in de aria “Che faro”. En… ik wou dat het dit jaar nooit  Pasen werd, want dan was ons liedje op de scène uitgezongen…doek dicht…adieu Orfee!Zo zie je maar hoe grenzenverleggend een toneelproductie kan zijn: koorleden zonder toneelervaring, die eerst zweren bij een statische opstelling, gaan plots als vanzelf bewegen op scène, sopranen kunnen ineens meer dan een kwart lager zingen, wie geen afstand kon doen van partituren gaat ineens van buiten zingen enz…Kortom, niettegenstaande mijn eerder afwerende houding bij de start, heb ik enorm genoten van de samenwerking met Triene Wup en zie zelfs uit naar nog zo’n projecten.

Hilde Beernaert